Verhaal 2: Dit is mijn meisje

Titus en Wil, en hun leven ondanks Alzheimer

“Ik hou zo verschrikkelijk veel hem, daar word je misselijk van”, is het eerste wat Wil over haar man Titus vertelt als je haar naar hem vraagt. “Vanaf het begin af aan is dat zo geweest. Ik was nog heel jong. Ik weet niet meer hoe jong, maar ik ging naar het verpleegstersbal van mijn opleiding. Hij kwam bij me staan en zei ‘dit, dit is mijn meisje’. Zo begon het.”

“Ik was meteen verliefd, ‘wat een mooie vrouw’ dacht ik. En dat is ze nog”, vult Titus het verhaal aan. Wil: “We hebben toen met heel weinig geld ontzettend veel plezier gehad. We konden om alles lachen. We zijn heel verschillend, maar je hebt me altijd geprezen om wie ik ben. En gezegd ‘we kunnen het wel samen’.” Maar toen de ziekte van Alzheimer hen overviel, ging het niet meer samen. Na 58 jaar huwelijk moest Wil opgenomen worden. Nu woont ze in het Talma Hûs in Feanwâlden.

Ik help je wel hoor papa
Titus: “Ik bel haar iedere ochtend en we zien elkaar drie keer in de week. Eens in de veertien dagen is dat vier keer per week, want dan is onze dochter Anne Claire thuis en gaat ze met me mee.” Anne Claire woont vanwege haar beperking met begeleiding in Kollum. “‘Maar ik help je wel hoor, papa’, heeft ze tegen me gezegd”, aldus Titus. “het is zo knap hoe zij voelt wat er aan de hand is zonder dat we het haar echt kunnen uitleggen…” Wil: “Ik sta er niet alleen voor, ik waardeer het zo dat je er voor me bent.” Maar de ziekte is altijd aanwezig in de woorden die ze zegt. “Iedereen weet het hoor, ze zeggen ‘is je man nu alweer weg’. Ik sta voor joker dat je me hier alleen laat”, zegt ze even later. “Het doet zo raar in mijn hoofd en dan weet ik het niet meer”, beseft ze.

De onbestorven weduwnaar
“Gelukkig heeft ze heeft in het Talma Hûs een goede plek”, vindt Titus. “Het zijn echte vakmensen daar, en het is een lieflijk gebouw. Fris ook, met allemaal grote ramen. Ik wil niet zeggen ‘we hadden het zo mooi’, want we hébben het zo mooi. Nee, ik ben niet de jongste meer en ja, Wil heeft Alzheimer, maar we zijn positief, iedereen om ons heen maakt het goed en ik kan mezelf goed redden. Ik doe de was, ik strijk mijn eigen shirts, ik kan me nog verplaatsen. En dat wil ik ook zelf blijven doen zolang dat kan. Maar ik mis Wil enorm, iedere dag. Als ik thuiskom zegt de stoel niks terug. In het begin riep ik haar nog wel eens, dat is nu gelukkig over, want dat is zo confronterend. Zoals Wil wel eens zegt dat ze zich geen mens meer voelt, zo voel ik me eigenlijk een onbestorven weduwnaar.”

Hand in hand een ijsje eten
En toch kan het stel nog net zoveel plezier hebben als vroeger, in die allereerste jaren. Wil: “Met het mooie weer laatst zei ik ‘nu kunnen we geen eens een ijsje halen ergens’. ‘Natuurlijk kan dat wel’ zei Titus toen meteen. ‘Ik haal een lekker ijsje voor je’ en zo kwam hij met heerlijke ijsjes terug. Hand in hand hebben we er van gesmuld. Daar heb ik zo van genoten, dat ‘ie dat dan ook gewoon doet. Zo hebben we altijd samen naar een oplossing gezocht, voor alles.”

Over Titus en Wil
Nadat de vonk tussen Titus en Wil oversloeg op het verpleegstersbal, lang geleden in de jaren ’50, nam Titus Wil mee vanuit haar woonplaats Zeist naar Dokkum. In Dokkum waren ze lange tijd de uitbaters van de Hema, ze woonden in die tijd boven de zaak. Samen zetten ze ook Dodado op, de stichting voor de gehandicaptensport in Dokkum. “Het ondernemen zit mij in het bloed, al op mijn zestiende kwam ik in de zaak bij mijn vader”, aldus Titus. Wil is actief geweest in de vrijwillige thuiszorg en stond altijd en overal voor iedereen klaar. Titus en Wil werden daarmee bekende gezichten in de stad en de regio. Na ongeveer een jaar waarin de symptomen steeds duidelijker werden, werd bij Wil Vogt begin 2020 Alzheimer geconstateerd. In april kwam ze via de noodopvang in Oosterwolde terecht in het Talma Hûs in Feanwâlden, waar ze nu woont. Titus woont nog altijd zelfstandig in Damwâld.
 

naar boven